Jainisme
Jaïnisme
Het Jaïnisme is ontstaan tegelijk met het Boeddhisme, dus rond 500 v. Chr. Maar het Jaïnisme is niet zo’n grote godsdienst. Wereldwijd zijn er 8 tot 10 miljoen aanhangers. Het Jaïnisme is gesticht door Vardamana, die de bijnaam Mahavira (grote held) droeg. Jaïna betekent ‘overwinnaar’. Volgens het Jaïnisme is er geen Hoger Wezen, die de wereld heeft geschapen of regeert. Ze zien God als een onveranderlijk teken van de zuivere ziel. Volgens het Jaïnisme zijn er de eeuwige elementen, zoals de zielen en de materie. De wereld is volgens hen eeuwig. Het doel volgens de jaïna’s is om bevrijd te worden van alle materie. Dit bereikt men door ascese en het houden van een aantal geboden. Het belangrijkste gebod is: geen enkel leven te beschadigen. Een jaïna zal dus nooit in een slagerij werken. Want ze willen dieren niet beschadigen, laat staan doden. Ze zorgen voor dieren.
Jaïnisten eten geen vlees en dragen geen riem. Want die komt van een dier. Jaïnisten eten, drinken en reizen niet na zonsondergang. In het dieet van de Jaïnisten is het niet alleen zo, dat ze niets gebruiken van dieren (veganisme), maar ze sluiten ook de meeste wortelgroenten uit.
Jaïnisten geloven dus niet in een God, die over alles heerst. God is dus het onveranderlijk teken van de zuivere ziel. Dit teken is oneindige Kennis, Waarneming, Bewustzijn en Geluk. Het heelal is eeuwig, zonder begin of einde. Jaina’s zullen nooit een rechtzaak aanspannen, omdat je dan een persoon moet gehoorzamen. En ze zijn uit op moksha. Dat is de verlossing van het wiel van de wedergeboorte. Daarin gaan Jaina’s heel ver.
Jaïna’s worden geen soldaat, boer of slager. Dat zijn beroepen, waarbij je met de dood te maken hebt. Jaïns leven ook langer, omdat ze geen vlees eten en ze vermijden geweld.
De Drie Juwelen voor een jaïna is: juist geloof, juiste kennis en juist gedrag.